Startpagina » Paniekstoornis » Biologische theorieën van paniekstoornis

    Biologische theorieën van paniekstoornis

    Momenteel is de exacte oorzaak van paniekstoornissen onbekend. Er zijn echter verschillende theorieën die rekening houden met verschillende factoren bij het onderzoeken van de mogelijke oorzaken van een paniekstoornis. Lees verder om meer te leren over de biologische theorie van paniekstoornis. 

    De biologische theorie van paniekstoornis

    Serotonine, norepinephrine en dopamine zijn chemische stoffen die als neurotransmitters of boodschappers in de hersenen werken. Ze sturen berichten tussen verschillende delen van de hersenen en denken dat ze van invloed zijn op iemands gemoedstoestand en angstniveau. Een theorie van paniekstoornis is dat symptomen worden veroorzaakt door een onbalans van een of meer van deze chemicaliën. 

    Bekend als de biologische theorie van paniekstoornis, deze theorie onderzoekt de biologische factoren als de oorzaak van geestelijke gezondheidsproblemen. Ondersteuning voor deze theorie is de vermindering van panieksymptomen die veel patiënten ervaren wanneer antidepressiva, die chemische stoffen in de hersenen veranderen, worden geïntroduceerd. Voorbeelden zijn:

    1. Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's) (zoals Paxil (paroxetine), Prozac (fluoxetine) en Zoloft (sertraline)) werken door het niveau van serotonine in de hersenen te verhogen.
    2. Serotonine-norepinefrine heropnameremmers (SNRI's) (zoals Effexor (venlafaxine) en Cymbalta (duloxetine)) werken zowel aan serotonine als norepinefrine.
    3. Tricyclische antidepressiva (TCA's) (zoals Anafranil (clomipramine) en Elavil (amitriptyline)) beïnvloeden serotonine, norepinefrine en in mindere mate dopamine.
    4. Monoamineoxidaseremmers (MAO-remmers) (zoals Nardil, Parnate) remmen ook de paniek door chemische stoffen in de hersenen te veranderen.

    Extra ondersteuning voor de biologische theorie

    Naast de reactie van paniekstoornis op biochemische veranderingen geïntroduceerd door antidepressiva, is er verder bewijs dat een onderliggende biochemische verandering in de hersenen kan leiden tot paniekstoornissen waaronder GABA en metabole theorieën..

    Gamma-Aminobutyric Acid (GABA)

    Er wordt aangenomen dat gamma-aminoboterzuur - GABA - een chemische stof is in de hersenen die angst regelt. GABA gaat opwinding in de hersenen tegen door ontspanning te induceren en angst te onderdrukken. Onderzoek heeft aangetoond dat GABA mogelijk een rol speelt bij veel psychische problemen, waaronder angst- en stemmingsstoornissen.

    Anti-angst medicijnen (benzodiazepines) zoals Xanax (alprazolam), Ativan (lorazepam) of Klonopin (clonazepam) werken omdat ze zich richten op GABA-receptoren in de hersenen. Deze medicijnen verbeteren de functie van GABA, wat resulteert in een kalme en ontspannen toestand.

    In verschillende onderzoeken waren de GABA-waarden bij personen met een paniekstoornis lager dan bij controlepersonen zonder paniekanemie. Toekomstig onderzoek om een ​​beter begrip te krijgen van de rol van GABA bij verstoringen van de geestelijke gezondheid zal waarschijnlijk leiden tot verbeterde medicatie-opties voor patiënten.

    Metabolische theorieën en paniekstoornis

    Metabolische studies richten zich op hoe het menselijk lichaam bepaalde stoffen verwerkt. Veel van deze onderzoeken hebben aangetoond dat mensen met een paniekstoornis gevoeliger zijn voor bepaalde stoffen dan hun niet-panische tegenhangers. Dergelijke observaties ondersteunen de biologische theorie verder en laten zien hoe mensen met een paniekstoornis een andere samenstelling kunnen hebben dan degenen zonder deze aandoening.

    Paniekaanvallen kunnen bijvoorbeeld worden geactiveerd bij mensen met een paniekstoornis door hen melkzuur toe te dienen, een stof die van nature door het lichaam wordt aangemaakt tijdens spieractiviteit. Andere studies hebben aangetoond dat ademlucht met verhoogd kooldioxide paniekaanvallen kan veroorzaken bij mensen met de stoornis. Cafeïne, nicotine en alcohol zijn ook betrokken als triggers voor mensen met een paniekstoornis.

    Wat betekent dit allemaal?

    Ondanks de implicaties van het onderzoek tot nu toe, kunnen geen definitieve laboratoriumbevindingen helpen bij de diagnose van paniekstoornis. Chemische boodschappers in de hersenen en metabole processen zijn complex en interactief. Het kan zijn dat elk van deze theorieën een specifiek belang heeft bij de ontwikkeling van een paniekstoornis. Toekomstig onderzoek is nodig om de biologische oorzaken van paniekstoornis verder te schetsen en te verbinden.

    Veel deskundigen zijn het er momenteel over eens dat paniekstoornissen worden veroorzaakt door een combinatie van factoren. Onderzoek heeft ook theorieën gesteund die rekening houden met verschillende factoren, zoals de genetische en omgevingsinvloeden van de persoon. Onderzoekers blijven zoeken naar de oorzaken van psychische aandoeningen, zoals paniekstoornissen, omdat dit kan helpen bij de diagnose en het bepalen van de beste behandelingsopties. 

    Hoewel het leren van de manier waarop biochemische processen kunnen leiden tot paniekstoornissen niet erg behulpzaam is bij het stellen van de diagnose paniekstoornis, kan deze kennis vooral nuttig zijn voor diegenen die terughoudend zijn om een ​​medicijn te nemen om hun symptomen te verbeteren. Dit geldt ook voor veel andere geestelijke gezondheidsproblemen. Er is een stigma geweest over geestesziekten, met nog steeds circulerende meningen dat een persoon in staat zou moeten zijn om een ​​aandoening zoals een paniekstoornis alleen te overwinnen. Kijkend naar wat we leren over de biochemische en metabolische theorieën van paniekstoornis, is dit denkpatroon verwant aan het feit dat iemand zijn appendicitis moet overwinnen door alleen een positieve houding te hebben.