Startpagina » Bronnen voor studenten » Striktheorie-discriminatie in psychologie begrijpen

    Striktheorie-discriminatie in psychologie begrijpen

    Discriminatie is een term die wordt gebruikt in zowel klassieke als operante conditionering. Het omvat het vermogen om onderscheid te maken tussen een stimulus en soortgelijke stimuli. In beide gevallen betekent het alleen reageren op bepaalde stimuli, en niet reageren op die die vergelijkbaar zijn.

    Discriminatie bij klassieke conditionering

    In klassieke conditionering is discriminatie het vermogen om onderscheid te maken tussen een geconditioneerde stimulus en andere stimuli die niet gepaard zijn met een ongeconditioneerde stimulus. Als een beltoon bijvoorbeeld de geconditioneerde stimulus is, zou discriminatie inhouden dat men het verschil tussen het belgeluid en andere soortgelijke geluiden moet kunnen onderscheiden..

    De klassieke conditionering werkt als volgt: een eerder neutrale stimulus, zoals een geluid, wordt gecombineerd met een ongeconditioneerde stimulus (UCS). De ongeconditioneerde stimulus vertegenwoordigt iets dat van nature en automatisch een reactie triggert. De geur van voedsel is bijvoorbeeld een ongeconditioneerde stimulus, terwijl het kwijlen naar de geur een ongeconditioneerd antwoord is. Nadat een associatie is gevormd tussen de voorheen neutrale stimulus, nu bekend als de geconditioneerde stimulus (CS), en de ongeconditioneerde respons, kan de CS dezelfde respons oproepen, nu bekend als de geconditioneerde respons, zelfs als de UCS niet aanwezig is.

    In de klassieke experimenten van Ivan Pavlov werd het geluid van een toon (een neutrale stimulus die een geconditioneerde stimulus werd) herhaaldelijk gepaard met de presentatie van voedsel (ongeconditioneerde stimulus), wat van nature en automatisch leidde tot een speekselrespons (ongeconditioneerde respons). Uiteindelijk zouden de honden kwijlen als reactie op het geluid van de toon alleen (een geconditioneerde reactie op een geconditioneerde stimulus). Stel je nu voor dat Pavlov een ander geluid aan het experiment heeft toegevoegd. In plaats van het geluid van de toon te presenteren, laten we ons voorstellen dat hij een bazuin klonk. Wat zou er gebeuren?

    Als de honden niet kwijlen als reactie op het trompetgeluid, betekent dit dat ze in staat zijn onderscheid te maken tussen het geluid van de toon en de vergelijkbare stimulus. Niet zomaar een geluid produceert de geconditioneerde reactie. Vanwege stimulusdiscriminatie zal alleen een zeer specifiek geluid leiden tot de geconditioneerde respons.

    In een bekend experiment met klassieke conditionering, koppelden onderzoekers de smaak van vlees (ongeconditioneerde stimulus) aan de aanblik van een cirkel (geconditioneerde stimulus) en leerde honden te kwijlen in reactie op de presentatie van een cirkel. De onderzoekers ontdekten echter dat de honden ook zouden kwijlen als ze een ellips zagen, een ovale vorm. Na verloop van tijd, toen de honden steeds meer proeven kregen waarbij ze bij het zien van de ellips de smaak van vlees niet ervoeren, konden ze uiteindelijk onderscheid maken tussen de twee soortgelijke stimuli. Ze zouden kwijlen als reactie op de cirkel, maar niet als ze de ellips zagen.

    Discriminatie bij operante conditionering

    Bij operante conditionering verwijst discriminatie naar het alleen reageren op de discriminerende stimulus en niet naar soortgelijke stimuli. Stel je bijvoorbeeld voor dat je je hond hebt getraind om in de lucht te springen wanneer je het bevel zegt: "Spring!" In dit geval verwijst discriminatie naar het vermogen van uw hond om onderscheid te maken tussen het commando voor springen en soortgelijke commando's zoals zitten, blijven of praten.

    Stimulatiediscriminatie versus Stimulus generalisatie

    Stimulus-discriminatie kan worden gecontrasteerd met een soortgelijk fenomeen dat bekend staat als stimulus-generalisatie. In klassieke conditionering zou stimulus generalisatie bijvoorbeeld betekenen dat je geen onderscheid kunt maken tussen de geconditioneerde stimulus en andere soortgelijke stimuli. In het beroemde Little Albert-experiment was een jonge knaap geconditioneerd om bang te zijn voor een witte rat, maar hij toonde de angstrespons na de presentatie van soortgelijke witte, harige objecten.