Startpagina » Paniekstoornis » Hoe paniekstoornis wordt vastgesteld

    Hoe paniekstoornis wordt vastgesteld

    Verdenkt u dat u de symptomen van paniekstoornis ervaart? Het vinden van een paniekstoornis begint al met een diagnose. Het volgende beschrijft hoe paniekstoornis wordt gediagnosticeerd.

    Het evaluatieproces

    Alleen uw arts of een gekwalificeerde specialist kan u diagnosticeren als iemand met een psychische aandoening. Professionals die paniekstoornis behandelen, zijn getraind om een ​​juiste diagnose te stellen. Hoewel de diagnose paniekstoornis grotendeels klinisch is, kan hij of zij op basis van het artseninterview over een volledig zelfbeoordelingsgereedschap of vragenlijsten beschikken die u vragen zullen stellen met betrekking tot uw symptomen. Deze beoordeling geeft uw arts of therapeut een idee van de intensiteit en duur van uw symptomen, samen met andere relevante informatie voor diagnostische doeleinden.

    In het klinische interview zal uw arts of therapeut meer diepgaande vragen stellen om een ​​juiste diagnose te stellen. U kunt bijvoorbeeld vragen krijgen over uw medische geschiedenis, actuele symptomen en recente veranderingen in het leven. Meer informatie over u zal uw arts of therapeut helpen bij het uitsluiten van de mogelijkheid van andere medische of mentale gezondheidsproblemen. Het volledige diagnostische evaluatieproces wordt meestal binnen een tot twee bezoeken voltooid.

    Bij het bepalen van uw diagnose, zal uw arts of therapeut beslissen of u voldoet aan de diagnostische criteria voor paniekstoornis. Het diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen, 4e editie, tekstherziening (DSM-IV-TR) is een handboek met de diagnostische normen voor alle psychische aandoeningen. Uw arts of therapeut zal de DSM-IV-TR raadplegen bij het bepalen van uw diagnoses.

    Paniekstoornis Discussiegids

    Ontvang onze afdrukbare gids om u te helpen bij het stellen van de juiste vragen op de afspraak van uw volgende arts.

    Download PDF

    Diagnostische criteria

    Volgens de DSM-IV-TR moet een persoon een paniekstoornis diagnosticeren als hij spontane paniekaanvallen ervaart. Deze aanvallen komen meestal uit de lucht en hebben betrekking op een combinatie van fysieke, emotionele en cognitieve symptomen. Paniekaanvallen bereiken vaak een piek binnen ongeveer 10 minuten voordat ze geleidelijk afnemen.

    Zoals beschreven in de DSM-IV-TR ondervinden paniekaanvallen vier of meer van de volgende symptomen:

    • Hartkloppingen of versnelde hartslag
    • Overmatig zweten
    • Trillen of beven
    • Kortademigheid
    • Gevoel van stikken
    • Pijn op de borst
    • Misselijkheid of buikpijn
    • Duizelig, onvast, licht in het hoofd of zwak voelen
    • Derealisatie of depersonalisatie
    • Angst om de controle te verliezen of gek te worden
    • Angst om te sterven
    • Gevoelens van gevoelloosheid of tintelingen
    • Rillingen of opvliegers

    Verwante en co-voorkomende stoornissen

    Mensen met een paniekstoornis lopen vaak een groter risico om een ​​bijkomende psychische stoornis te ontwikkelen. Er wordt bijvoorbeeld geschat dat ongeveer 50% van degenen die gediagnosticeerd zijn met paniekstoornis een episode van depressieve stoornis in hun leven zal ervaren. Uw arts of therapeut zal in staat zijn om te bepalen of u bijkomende voorwaarden voor geestelijke gezondheid ervaart.

    Afgezien van depressie hebben patiënten met paniekstoornissen ook meer kans op een co-voorkomende angststoornis. Veel voorkomende aandoeningen zijn sociale angststoornis (SAD), posttraumatische stressstoornis (PTSS), obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en gegeneraliseerde angststoornis (GAS). Aangezien deze aandoeningen vergelijkbare symptomen als paniekstoornissen hebben, is het mogelijk dat u een van deze afzonderlijke stoornissen daadwerkelijk ervaart. Uw arts of therapeut zal kunnen bepalen of u een van deze gerelateerde aandoeningen heeft.

    Bijna een derde van de personen met paniekstoornis zal ook een aandoening ontwikkelen die bekend staat als agorafobie. Deze aandoening komt veel voor bij mensen met paniekstoornissen, omdat het een angst is voor paniekaanvallen in situaties waarin het een uitdaging of een gênante vlucht zou zijn. Deze angst leidt vaak tot vermijdingsgedrag waarbij de persoon bepaalde situaties vermijdt. Meestal zijn vermijdingen drukbevolkte gebieden, verschillende vervoerswijzen en open ruimten. De gevoelens van angst die gepaard gaan met deze aandoening kunnen zo intens worden dat een persoon huiselijk gebonden kan raken aan agorafobie.

    Follow-up en behandeling

    Aangezien agorafobie zich meestal ontwikkelt in het eerste jaar dat een persoon spontane paniekaanvallen ervaart, is het belangrijk om de behandeling al vroeg te beginnen. Zodra u een diagnose van paniekstoornis met of zonder agorafobie hebt ontvangen, moet u uw behandelplan volgen.

    De meest voorkomende behandelingsopties voor paniekstoornis omvatten voorgeschreven medicijnen, psychotherapie, zelfhulptechnieken of een combinatie van deze benaderingen. Medicijnen voor paniekstoornissen kunnen helpen bij het verminderen van de intensiteit van paniekaanvallen en angstgevoelens, en psychotherapie kan u helpen bij het opbouwen van copingvaardigheden om uw aandoening te beheersen. Zelfzorgactiviteiten, zoals ontspanningstechnieken, kunnen u helpen omgaan met gevoelens van stress en angst. Door hulp te krijgen, kan een persoon met een paniekstoornis leren omgaan met hun toestand en hun kwaliteit van leven verbeteren.