Startpagina » theorieën » Het formele operationele stadium van cognitieve ontwikkeling

    Het formele operationele stadium van cognitieve ontwikkeling

    De formele operationele fase is de vierde en laatste fase van Jean Piaget's theorie van cognitieve ontwikkeling. Het begint op ongeveer 12-jarige leeftijd en duurt tot de volwassenheid.

    Op dit punt in ontwikkeling wordt het denken veel geavanceerder en geavanceerder. Kinderen kunnen denken aan abstracte en theoretische concepten en logica gebruiken om met creatieve oplossingen voor problemen te komen. Vaardigheden zoals logisch denken, deductief redeneren en systematische planning komen ook naar voren in deze fase.

    Illustratie door Brianna Gilmartin, Verywell

    Piaget's Research

    Piaget testte het formele operationele denken op een paar verschillende manieren. Twee van de bekendere tests verkenden de fysieke conceptualisering en de abstractie van het denken.

    Conceptualisering van balans

    Een van de taken was om kinderen van verschillende leeftijden een weegschaal te laten balanceren door gewichten aan elk uiteinde te haken. Om de schaal in balans te brengen, moesten de kinderen begrijpen dat zowel de zwaarte van de gewichten als de afstand tot het centrum een ​​rol speelden.

    Jongere kinderen in de leeftijd van 3 en 5 jaar waren niet in staat om de taak te voltooien omdat ze het concept van balans niet begrepen. Zevenjarigen wisten dat ze de schaal konden aanpassen door gewichten aan elk uiteinde te plaatsen, maar begrepen niet dat waar ze de gewichten zetten ook belangrijk was. Op de leeftijd van 10 dachten de kinderen zowel aan de locatie als aan het gewicht, maar moesten ze proefondervindelijk tot het juiste antwoord komen.

    Pas rond de leeftijd van 13 jaar konden kinderen logica gebruiken om een ​​hypothese te vormen over waar ze de gewichten moesten plaatsen om de weegschaal in evenwicht te brengen en vervolgens de taak te voltooien.

    Abstractie van ideeën

    In een ander experiment over formeel operationeel denken vroeg Piaget kinderen zich voor te stellen waar ze een derde oog zouden willen plaatsen als ze er een hadden. Jongere kinderen zeiden dat ze het ingebeelde derde oog midden op hun voorhoofd zouden plaatsen. Oudere kinderen waren echter in staat om met verschillende creatieve ideeën te komen over waar ze dit hypothetische oog moesten plaatsen en op verschillende manieren het oog kon worden gebruikt.

    Een oog in het midden van de hand zou bijvoorbeeld handig zijn om in hoeken te kijken. Een oog op de achterkant van je hoofd kan nuttig zijn om te zien wat er op de achtergrond gebeurt.

    Creatieve ideeën vertegenwoordigen het gebruik van abstract en hypothetisch denken, beide belangrijke indicatoren van het formele operationele denken.

    Deductieve logica

    Piaget geloofde dat deductieve redenering noodzakelijk wordt tijdens de formele operationele fase. Deductieve logica vereist het vermogen om een ​​algemeen principe te gebruiken om een ​​bepaald resultaat te bepalen. Wetenschap en wiskunde vereisen vaak dit soort denken over hypothetische situaties en concepten.

    Abstracte gedachte

    Terwijl kinderen de neiging hebben om heel concreet en specifiek in eerdere stadia te denken, komt het vermogen om na te denken over abstracte concepten naar voren tijdens de formele operationele fase. In plaats van alleen te vertrouwen op eerdere ervaringen, beginnen kinderen na te denken over mogelijke uitkomsten en consequenties van acties. Dit soort denken is belangrijk bij langetermijnplanning.

    Probleemoplossing

    Vroeger gebruikten kinderen trial-and-error om problemen op te lossen. Tijdens de formele operationele fase komt het vermogen om een ​​probleem systematisch en logisch op te lossen naar voren. Kinderen in de formele operationele fase van cognitieve ontwikkeling zijn vaak in staat om snel een georganiseerde aanpak voor het oplossen van een probleem te plannen.

    Hypothetisch-deductief redeneren

    Piaget geloofde dat wat hij 'hypothetisch-deductieve redenering' noemde, essentieel was in dit stadium van intellectuele ontwikkeling. Op dit moment worden tieners in staat om na te denken over abstracte en hypothetische ideeën. Ze denken vaak na over 'wat als'-situaties en vragen en kunnen nadenken over meerdere oplossingen of mogelijke uitkomsten.

    Terwijl kinderen in de vorige fase (concrete operaties) heel specifiek zijn in hun gedachten, worden kinderen in de formele operationele fase steeds abstracter in hun denken.

    Naarmate kinderen zich meer bewust worden van en begrip krijgen voor hun eigen denkprocessen, ontwikkelen ze wat bekend staat als metacognitie, of het vermogen om na te denken over hun gedachten, evenals de ideeën van anderen.

    Huidige waarnemingen

    De volgende opmerkingen werden gemaakt over de formele operationele fase van cognitieve ontwikkeling:

    • Van Neil J. Salkind, Ph.D., auteur van Een inleiding tot theorieën over menselijke ontwikkeling:"De formele operationele denker heeft de mogelijkheid om veel verschillende oplossingen voor een probleem te overwegen alvorens te handelen.Dit verhoogt de efficiëntie enorm, omdat het individu mogelijk niet-succesvolle pogingen om een ​​probleem op te lossen, kan vermijden.De formele operationele persoon neemt eerdere ervaringen, huidige eisen en toekomstige consequenties in een poging om het succes van zijn of haar aanpassing aan de wereld te maximaliseren. "
    • Van Christine Brain en Priscilla Mukherji, auteurs van Inzicht in kindpsychologie: "In de formele operationele fase zijn feitelijke (concrete) objecten niet langer nodig en kunnen mentale handelingen 'in het hoofd' worden uitgevoerd met abstracte termen. Kinderen kunnen in dit stadium bijvoorbeeld vragen beantwoorden als: 'als je je kunt voorstellen iets dat bestaat uit twee hoeveelheden, en het geheel blijft hetzelfde wanneer een hoeveelheid wordt verhoogd, wat gebeurt er met de tweede hoeveelheid? ' Dit soort redeneren kan gedaan worden zonder na te denken over echte objecten. "
      Piaget's toneeltheorie over cognitieve ontwikkeling