Hoe het Stimulus generalisatieproces wordt geconditioneerd
In het conditioneringsproces is stimulus-generalisatie de neiging dat de geconditioneerde stimulus vergelijkbare reacties oproept nadat de respons is geconditioneerd. Als een kind bijvoorbeeld is geconditioneerd een gevreesd wit konijn te vrezen, vertoont het angst voor objecten die lijken op de geconditioneerde stimulus, zoals een witte speelgoedrat.
Een beroemd psychologie-experiment illustreerde perfect hoe stimulus-generalisatie werkt. In het klassieke Little Albert-experiment concurreerden onderzoekers John B. Watson en Rosalie Rayner een jongetje om een witte rat te vrezen.
De onderzoekers merkten op dat de jongen stimulusgeneralisatie ervaarde door angst te tonen als reactie op soortgelijke stimuli, waaronder een hond, een konijn, een bontjas, een witte kerstman-baard en zelfs Watsons eigen haar. In plaats van onderscheid te maken tussen het angstobject en soortgelijke stimuli, werd het jongetje bang voor objecten die qua uiterlijk leken op de witte rat.
Illustratie door Emily Roberts, VerywellWaarom het belangrijk is
Het is belangrijk om te begrijpen hoe stimulus generalisatie de respons op de geconditioneerde stimulus kan beïnvloeden. Als een persoon of dier eenmaal is getraind om op een stimulus te reageren, kunnen zeer vergelijkbare stimuli hetzelfde antwoord geven. Soms kan dit problematisch zijn, vooral in gevallen waarin het individu in staat moet zijn onderscheid te maken tussen stimuli en alleen op een zeer specifieke stimulus kan reageren.
Als u bijvoorbeeld conditionering gebruikt om uw hond te trainen om te gaan zitten, kunt u een traktatie gebruiken om een associatie op te bouwen tussen het horen van het woord 'zitten' en het ontvangen van een traktatie. Stimuleringsalgoritmen kunnen ervoor zorgen dat uw hond reageert als hij dezelfde opdrachten hoort, waardoor het trainingproces mogelijk moeilijker wordt. In dit geval zou u stimulusdiscriminatie willen gebruiken om uw hond te trainen om onderscheid te maken tussen verschillende spraakopdrachten.
Stimulus generalisatie kan ook verklaren waarom de angst voor een bepaald object vaak veel gelijksoortige objecten beïnvloedt. Iemand die bang is voor spinnen zal over het algemeen niet bang zijn voor slechts één soort spin. In plaats daarvan is deze angst van toepassing op alle soorten en maten spinnen. Het individu kan zelfs bang zijn voor speelgoedspinnen en afbeeldingen van spinnen. Deze angst kan zelfs generaliseren naar andere wezens die lijken op spinnen zoals andere insecten en insecten.
Klassieke en operationele conditionering
Stimulus generalisatie kan voorkomen in zowel klassieke conditionering als operante conditionering.
De angst van Little Albert voor witte harige objecten is een goed voorbeeld van hoe stimulus generalisatie werkt in klassieke conditionering. Terwijl het kind oorspronkelijk was geconditioneerd om een witte rat te vrezen, werd zijn angst ook veralgemeend tot soortgelijke objecten.
Bij operante conditionering legt stimulus generalisatie uit hoe we iets in één situatie kunnen leren en toepassen op andere vergelijkbare situaties.
Stel je bijvoorbeeld voor dat ouders hun zoon straffen omdat ze zijn kamer niet hebben schoongemaakt. Hij leert uiteindelijk zijn rotzooi op te ruimen om straf te voorkomen. In plaats van dit gedrag op school opnieuw te moeten leren, past hij dezelfde principes toe die hij thuis heeft geleerd in zijn gedrag in de klas en zijn rommel opruimt voordat de leraar hem kan straffen..
Stimulus Discriminatie
Een subject kan echter geleerd worden om onderscheid te maken tussen soortgelijke stimuli en alleen om te reageren op een specifieke stimulus. Stel je bijvoorbeeld voor dat een hond is getraind om naar zijn eigenaar te rennen wanneer hij een fluitsignaal hoort. Nadat de hond is geconditioneerd, kan hij reageren op verschillende geluiden die op het fluitje lijken. Omdat de trainer wil dat de hond antwoordt enkel en alleen aan het specifieke geluid van het fluitje, kan de trainer met het dier werken om hem te leren onderscheid te maken tussen verschillende geluiden. Uiteindelijk zal de hond alleen op het gefluit reageren en niet op andere tonen.
In een ander klassiek experiment, uitgevoerd in 1921, koppelde onderzoeker Shenger-Krestovnika de smaak van vlees (wat de ongeconditioneerde stimulans is in dit geval) aan de aanblik van een cirkel. De honden leerden toen te kwijlen (wat de geconditioneerde reactie is) telkens wanneer ze de cirkel zagen.
Onderzoekers merkten ook op dat de honden zouden beginnen te kwijlen wanneer ze werden gepresenteerd met een ellips, die vergelijkbaar maar lichtjes anders was dan de cirkelvorm. Na het niet combineren van het zicht van de ellips met de smaak van vlees, konden de honden uiteindelijk onderscheid maken tussen de cirkel en ellips.
Zoals u kunt zien, kan stimulus generalisatie een belangrijke invloed hebben op de respons op een stimulus. Soms kunnen individuen onderscheid maken tussen vergelijkbare items, maar in andere gevallen hebben soortgelijke stimuli de neiging dezelfde reactie op te roepen.
Een woord van heel goed
Stimulus generalisatie kan een belangrijke rol spelen in het conditioneringsproces. Soms kan dit leiden tot gewenste reacties, zoals hoe het leren van goed gedrag in de ene instelling kan worden overgezet naar het weergeven van hetzelfde goede gedrag in andere omgevingen.
In andere gevallen kan deze neiging tot generaliseren tussen soortgelijke stimuli tot problemen leiden. Het niet kunnen onderscheiden van twee commando's kan het leerproces bemoeilijken en tot incorrecte antwoorden leiden. Gelukkig kunnen dezelfde conditioneringsprincipes die worden gebruikt om nieuw gedrag te leren, ook worden toegepast om leerlingen te helpen onderscheid te maken tussen soortgelijke stimuli en alleen te reageren op de gewenste stimulus.