De stadia van psychosociale ontwikkeling van Erik Erikson
Erik Erikson was een egopsycholoog die een van de meest populaire en invloedrijke theorieën over ontwikkeling ontwikkelde. Hoewel zijn theorie werd beïnvloed door het werk van psychoanalyticus Sigmund Freud, ging Eriksons theorie vooral over psychosociale ontwikkeling in plaats van psychoseksuele ontwikkeling. De stadia waaruit zijn theorie bestaat, zijn als volgt:
- Fase 1 - Vertrouwen versus wantrouwen
- Fase 2 - Autonomie versus schaamte en twijfel
- Fase 3 - Initiatief versus schuldgevoel
- Fase 4 - Industrie versus minderwaardigheid
- Fase 5 - Identiteit versus verwarring
- Fase 6 - Intimiteit versus isolatie
- Fase 7 - Generativiteit versus stagnatie
- Fase 8 - Integriteit versus wanhoop
Laten we de achtergrond en verschillende stadia van de psychosociale theorie van Erikson van naderbij bekijken.
Illustratie door Joshua Seong, VerywellWat is psychosociale ontwikkeling?
Dus wat hield Erikson's theorie van psychosociale ontwikkeling precies in? Net zoals Sigmund Freud geloofde Erikson dat persoonlijkheid zich in een aantal fases ontwikkelde. In tegenstelling tot de theorie van Freud over psychoseksuele stadia, beschreef de theorie van Erikson de impact van sociale ervaring gedurende de hele levensduur. Erikson was geïnteresseerd in hoe sociale interactie en relaties een rol speelden in de ontwikkeling en groei van mensen.
Elke fase in de theorie van Erikson bouwt voort op de voorgaande fasen en baant de weg voor volgende ontwikkelingsperioden. In elke fase geloofde Erikson dat mensen een conflict ervaren dat als een keerpunt in de ontwikkeling dient. Volgens Erikson zijn deze conflicten gericht op het ontwikkelen van een psychologische kwaliteit of het niet ontwikkelen van die kwaliteit. In deze tijden is het potentieel voor persoonlijke groei hoog, maar dat geldt ook voor faalkansen.
Als mensen met succes omgaan met het conflict, komen ze uit het podium met psychologische krachten die hen de rest van hun leven goed van pas zullen komen. Als ze deze conflicten niet effectief aanpakken, ontwikkelen ze misschien niet de essentiële vaardigheden die nodig zijn voor een sterk zelfgevoel.
Erikson geloofde ook dat een gevoel van competentie gedrag en acties motiveert. Elke fase in de theorie van Erikson heeft te maken met competent worden in een deel van het leven. Als de fase goed wordt afgehandeld, voelt de persoon een gevoel van meesterschap, wat soms egosterkte of egokwaliteit wordt genoemd. Als de fase slecht wordt beheerd, zal de persoon naar voren komen met een gevoel van ontoereikendheid in dat aspect van ontwikkeling.
Psychosociale fase 1 - Vertrouwen versus wantrouwen
De eerste fase van Eriksons theorie van psychosociale ontwikkeling vindt plaats tussen geboorte en één jaar en is de meest fundamentele fase in het leven.
Omdat een kind volkomen afhankelijk is, is het ontwikkelen van vertrouwen gebaseerd op de betrouwbaarheid en kwaliteit van de zorgverleners van het kind. Op dit punt in ontwikkeling is het kind volkomen afhankelijk van volwassen zorgverleners voor alles wat hij of zij nodig heeft om te overleven, inclusief eten, liefde, warmte, veiligheid en koestering. Alles. Als een zorgverlener nalaat adequate zorg en liefde te bieden, zal het kind gaan voelen dat hij of zij de volwassenen in zijn of haar leven niet kan vertrouwen of ervan afhankelijk is.
Als een kind met succes vertrouwen ontwikkelt, zal hij of zij zich veilig en zeker in de wereld voelen. Caregivers die inconsistent, emotioneel niet beschikbaar of afwijzend zijn, dragen bij aan de gevoelens van wantrouwen bij de kinderen onder hun hoede. Het niet ontwikkelen van vertrouwen zal resulteren in angst en het geloof dat de wereld inconsistent en onvoorspelbaar is.
Natuurlijk zal geen enkel kind een gevoel van 100 procent vertrouwen of 100 procent twijfel ontwikkelen. Erikson geloofde dat succesvolle ontwikkeling er alles aan gelegen was om een balans te vinden tussen de twee tegengestelde partijen. Wanneer dit gebeurt, krijgen kinderen hoop, wat Erikson beschreef als een openheid voor de ervaring, getemperd door enige behoedzaamheid, dat het gevaar aanwezig kan zijn.
Psychosociale fase 2 - Autonomie versus schaamte en twijfel
De tweede fase van Eriksons theorie van psychosociale ontwikkeling vindt plaats tijdens de vroege kinderjaren en is gericht op kinderen die een groter gevoel van persoonlijke controle ontwikkelen.
Op dit punt in ontwikkeling beginnen kinderen net wat zelfstandiger te worden. Ze beginnen op zichzelf basisacties uit te voeren en simpele beslissingen te nemen over wat zij verkiezen. Door kinderen toe te staan keuzes te maken en controle te krijgen, kunnen ouders en zorgverleners kinderen helpen een gevoel van autonomie te ontwikkelen.
Net als Freud geloofde Erikson dat zindelijkheidstraining een essentieel onderdeel van dit proces was. De redenering van Erikson was echter heel anders dan die van Freud. Erikson geloofde dat het leren beheersen van de lichaamsfuncties leidt tot een gevoel van controle en een gevoel van onafhankelijkheid.
Andere belangrijke gebeurtenissen zijn onder meer meer controle krijgen over voedselkeuze, speelgoedvoorkeuren en kledingkeuze.
Kinderen die deze fase met succes voltooien, voelen zich veilig en zelfverzekerd, terwijl degenen die dat niet doen overblijven met een gevoel van ontoereikendheid en twijfel aan zichzelf. Erikson geloofde dat het bereiken van een balans tussen autonomie en schaamte en twijfel tot wilskracht zou leiden, wat de overtuiging is dat kinderen kunnen handelen met intentie, binnen rede en grenzen.
Psychosociale fase 3 - Initiatief versus schuldgevoel
De derde fase van psychosociale ontwikkeling vindt plaats tijdens de voorschoolse jaren.
Op dit punt in de psychosociale ontwikkeling beginnen kinderen hun macht en controle over de wereld te bevestigen door het spel en andere sociale interacties te sturen..
Kinderen die in deze fase succesvol zijn, voelen zich in staat en in staat om anderen te leiden. Degenen die er niet in slagen deze vaardigheden te verwerven, blijven achter met een gevoel van schuld, twijfel aan zichzelf en gebrek aan initiatief.
Wanneer een ideale balans tussen individueel initiatief en een bereidheid om met anderen samen te werken wordt bereikt, wordt de egokwaliteit bekend alsdoel naar voren.
Psychosociale fase 4 - industrie versus minderwaardigheid
De vierde psychosociale fase vindt plaats tijdens de vroege schooljaren van ongeveer 5 tot 11 jaar.
Door sociale interacties beginnen kinderen een gevoel van trots te ontwikkelen op hun prestaties en vaardigheden. Kinderen die worden aangemoedigd en geprezen door ouders en leerkrachten ontwikkelen een gevoel van competentie en geloof in hun vaardigheden. Degenen die weinig of geen aanmoediging ontvangen van ouders, leraren of gelijken, zullen twijfelen aan hun mogelijkheden om succesvol te zijn.
Het succesvol vinden van een balans in deze fase van psychosociale ontwikkeling leidt tot de kracht die bekend staat als competentie, waarin kinderen een overtuiging ontwikkelen dat ze de taken die voor hen zijn ingesteld kunnen uitvoeren.
Psychosociale fase 5 - Identiteit versus verwarring
Het vijfde psychosociale stadium vindt plaats tijdens de vaak turbulente tienerjaren. Deze fase speelt een essentiële rol bij het ontwikkelen van een gevoel van persoonlijke identiteit dat het gedrag en de ontwikkeling van de rest van iemands leven zal blijven beïnvloeden.
Tijdens de adolescentie verkennen kinderen hun onafhankelijkheid en ontwikkelen ze een zelfbewustzijn. Degenen die gepaste aanmoediging en versterking krijgen door persoonlijke verkenning zullen in deze fase uitkomen met een sterk gevoel van eigenwaarde en gevoelens van onafhankelijkheid en controle. Degenen die onzeker blijven over hun overtuigingen en verlangens zullen zich onzeker en verward voelen over zichzelf en de toekomst.
Wanneer psychologen praten over identiteit, verwijzen ze naar alle overtuigingen, idealen en waarden die helpen het gedrag van een persoon vorm te geven en te sturen. Het voltooien van deze fase leidt met succes tot getrouwheid, wat Erikson beschreef als een vermogen om te leven volgens de normen en verwachtingen van de samenleving.
Hoewel Erikson geloofde dat elke fase van psychosociale ontwikkeling belangrijk was, legde hij de nadruk op de ontwikkeling van ego-identiteit. Ego-identiteit is het bewuste zelfgevoel dat we ontwikkelen door sociale interactie en een centrale focus worden tijdens de identiteit versus verwarringsfase van psychosociale ontwikkeling.
Volgens Erikson verandert onze ego-identiteit voortdurend als gevolg van nieuwe ervaringen en informatie die we verwerven in onze dagelijkse interacties met anderen. Naarmate we nieuwe ervaringen opdoen, gaan we ook uitdagingen aan die de ontwikkeling van identiteit kunnen helpen of belemmeren.
Onze persoonlijke identiteit geeft ieder van ons een geïntegreerd en samenhangend zelfgevoel dat in ons leven voortduurt. Ons gevoel voor persoonlijke identiteit wordt gevormd door onze ervaringen en interacties met anderen, en het is deze identiteit die onze acties, overtuigingen en gedragingen helpt sturen naarmate we ouder worden.
Psychosociale fase 6 - intimiteit versus isolatie
Deze fase bestrijkt de periode van vroege volwassenheid wanneer mensen persoonlijke relaties onderzoeken.
Erikson was van mening dat het van vitaal belang is dat mensen hechte, toegewijde relaties met andere mensen ontwikkelen. Degenen die succesvol zijn in deze stap zullen relaties vormen die duurzaam en veilig zijn.
Vergeet niet dat elke stap voortbouwt op de vaardigheden die in voorgaande stappen zijn geleerd. Erikson geloofde dat een sterk gevoel van persoonlijke identiteit belangrijk was voor het ontwikkelen van intieme relaties. Studies hebben aangetoond dat mensen met een slecht zelfbeeld vaak minder toegewijde relaties hebben en meer kans hebben op emotionele isolatie, eenzaamheid en depressie.
Succesvolle oplossing van deze fase resulteert in de deugd die bekend staat als liefde. Het wordt gekenmerkt door het vermogen om langdurige, zinvolle relaties met andere mensen te vormen.
Psychosociale fase 7 - Generativiteit vs. stagnatie
Tijdens de volwassenheid blijven we ons leven opbouwen, met de nadruk op onze carrière en ons gezin.
Degenen die in deze fase succesvol zijn, zullen het gevoel hebben dat ze een bijdrage leveren aan de wereld door actief te zijn in hun huis en in de gemeenschap. Degenen die deze vaardigheid niet bereiken, zullen zich onproductief en niet betrokken voelen in de wereld.
Zorg is de verdiende deugd wanneer deze fase met succes wordt afgehandeld. Trots zijn op je prestaties, kijken hoe je kinderen volwassen worden en een gevoel van eenheid ontwikkelen met je levenspartner zijn belangrijke prestaties van deze fase.
Psychosociale fase 8 - Integriteit versus wanhoop
Het laatste psychosociale stadium vindt plaats tijdens de ouderdom en is gericht op het reflecteren op het leven.
Op dit punt in ontwikkeling kijken mensen terug op de gebeurtenissen in hun leven en bepalen ze of ze gelukkig zijn met het leven dat ze hebben geleefd of als ze spijt hebben van de dingen die ze wel of niet deden.
Degenen die in deze fase niet succesvol zijn zullen het gevoel hebben dat hun leven verspild is en veel spijt zal ervaren. Het individu zal verlaten worden met gevoelens van bitterheid en wanhoop.
Degenen die trots zijn op hun prestaties zullen een gevoel van integriteit voelen. Het succesvol afronden van deze fase betekent terugkijken met weinig spijt en een algemeen gevoel van voldoening. Deze individuen zullen bereikenwijsheid, zelfs wanneer je de dood confronteert.
Overzichtsgrafiek psychosociale stadia
Fase 1: Kindertijd (geboorte tot 18 maanden)
- Basic Conflict: Vertrouwen versus wantrouwen
- Belangrijke gebeurtenissen: Voeden
- Resultaat: Tijdens de eerste fase van psychosociale ontwikkeling ontwikkelen kinderen een gevoel van vertrouwen wanneer zorgverleners zorgen voor betrouwbaarheid, zorgzaamheid en genegenheid. Een gebrek hieraan zal tot wantrouwen leiden.
Fase 2: Vroege jeugd (2 tot 3 jaar)
- Basic Conflict: Autonomie versus schaamte en twijfel
- Belangrijke gebeurtenissen: Zindelijkheidstraining
- Resultaat: Kinderen moeten een gevoel van persoonlijke controle over fysieke vaardigheden en een gevoel van onafhankelijkheid ontwikkelen. Zindelijkheidstraining speelt een belangrijke rol bij het helpen van kinderen om dit gevoel van autonomie te ontwikkelen. Kinderen die worstelen en die worden beschaamd voor hun ongelukken kunnen worden achtergelaten zonder een gevoel van persoonlijke controle. Succes in deze fase van psychosociale ontwikkeling leidt tot gevoelens van autonomie, falen resulteert in gevoelens van schaamte en twijfel.
Fase 3: Kleuterschool (3 tot 5 jaar)
- Basic Conflict: Initiatief versus schuldgevoel
- Belangrijke gebeurtenissen: Exploration
- Resultaat: Kinderen moeten controle en kracht over het milieu gaan uitoefenen. Succes in deze fase leidt tot een gevoel van doelgerichtheid. Kinderen die proberen te veel macht uit te oefenen, ervaren afkeuring, wat resulteert in een schuldgevoel.
Fase: schoolleeftijd (6 tot 11 jaar)
- Basic Conflict: Industrie versus minderwaardigheid
- Belangrijke gebeurtenissen: School
- Resultaat: Kinderen moeten omgaan met nieuwe sociale en academische eisen. Succes leidt tot een gevoel van competentie, terwijl falen resulteert in gevoelens van minderwaardigheid.
Fase: adolescentie (12 tot 18 jaar)
- Basic Conflict: Identiteit versus rolverwarring
- Belangrijke gebeurtenissen: Sociale relaties
- Resultaat: Tieners moeten een gevoel van eigenwaarde en persoonlijke identiteit ontwikkelen. Succes leidt tot een vermogen om trouw te blijven aan jezelf, terwijl falen leidt tot rolverwarring en een zwak zelfgevoel.
Fase: Jonge volwassenheid (19 tot 40 jaar)
- Basic Conflict: Intimiteit versus isolatie
- Belangrijke gebeurtenissen: Relaties
- Resultaat: Jongvolwassenen moeten intieme, liefdevolle relaties met andere mensen vormen. Succes leidt tot sterke relaties, terwijl mislukking resulteert in eenzaamheid en isolatie.
Fase: Middelbare leeftijd (40 tot 65 jaar)
- Basic Conflict: Generativiteit versus stagnatie
- Belangrijke gebeurtenissen: Werk en ouderschap
- Resultaat: Volwassenen moeten dingen creëren of verzorgen die langer zullen duren, vaak door kinderen te krijgen of een positieve verandering te creëren waar andere mensen van profiteren. Succes leidt tot gevoelens van nut en prestatie, terwijl falen resulteert in een oppervlakkige betrokkenheid bij de wereld.
Fase: volwassenheid (65 tot de dood)
- Basic Conflict: Ego Integriteit versus Wanhoop
- Belangrijke gebeurtenissen: Reflectie op het leven
- Resultaat: De theorie van Erikson was anders dan vele andere omdat het de ontwikkeling gedurende de gehele levensduur, inclusief ouderdom, behandelde. Oudere volwassenen moeten terugkijken op het leven en een gevoel van vervulling voelen. Succes in dit stadium leidt tot gevoelens van wijsheid, terwijl mislukking resulteert in spijt, bitterheid en wanhoop. In dit stadium reflecteren mensen op de gebeurtenissen in hun leven en nemen ze de balans op. Degenen die terugkijken op een leven waarvan ze denken dat ze lang leefden, zullen zich tevreden en klaar voelen om het einde van hun leven met een gevoel van vrede tegemoet te treden. Degenen die terugkijken en alleen maar spijt voelen, zullen in plaats daarvan bang zijn dat hun leven zal eindigen zonder de dingen te bereiken die ze voelen dat ze zouden moeten hebben.
Een woord van heel goed
Erikson's theorie heeft ook zijn beperkingen en kritiek. Welke soorten ervaringen zijn nodig om elke fase succesvol af te ronden? Hoe gaat iemand van de ene fase naar de andere? Een belangrijke zwakte van de psychosociale theorie is dat de exacte mechanismen voor het oplossen van conflicten en het overschakelen van de ene fase naar de volgende niet goed beschreven of ontwikkeld zijn. De theorie faalt om precies aan te geven welk soort ervaringen in elke fase nodig zijn om de conflicten met succes op te lossen en naar de volgende fase te gaan.
Een van de sterke punten van de psychosociale theorie is dat het een breed raamwerk biedt om de ontwikkeling gedurende de gehele levensduur te bekijken. Het stelt ons ook in staat om de sociale aard van mensen te benadrukken en de belangrijke invloed die sociale relaties hebben op ontwikkeling.
Onderzoekers hebben bewijs gevonden dat Erikson's ideeën over identiteit ondersteunt en hebben verder verschillende subfasen van identiteitsvorming geïdentificeerd. Sommige onderzoeken suggereren ook dat mensen die een sterke persoonlijke identiteit vormen tijdens de adolescentie beter in staat zijn om intieme relaties te vormen tijdens de vroege volwassenheid.