The Opponent Process Theory of Color Vision
De tegenstander-procestheorie van kleurenvisie suggereert dat ons vermogen om kleur waar te nemen wordt beheerst door drie receptorcomplexen met tegengestelde acties. Deze drie receptorencomplexen zijn het rood-groene complex, het blauw-gele complex en het zwart-witte complex.
Volgens de procestheorie van de tegenstander kunnen deze cellen de aanwezigheid van slechts één kleur tegelijk detecteren omdat de twee kleuren tegenover elkaar staan. Je ziet geen groen-rood omdat de cellen van de tegenstander slechts een van deze kleuren tegelijkertijd kunnen detecteren.
Hoe de theorie van het proces van de tegenstander verschilt van de trichromatische theorie
Hoewel de trichromatische theorie enkele van de processen beschrijft die betrokken zijn bij hoe we kleur zien, verklaart dit niet alle aspecten van kleurenvisie. De tegenstander-procestheorie van kleurvisie is ontwikkeld door Ewald Hering, die opmerkte dat er sommige kleurencombinaties zijn die mensen gewoon nooit te zien krijgen.
Hoewel we bijvoorbeeld groenachtig blauw of blauwachtig rood zien, zien we geen roodachtig groen of geelachtig blauw. De proconentheorie van de tegenstander suggereert dat de waarneming van kleuren wordt beheerst door de activiteit van twee systemen van de tegenstander: een blauw-geel mechanisme en een rood-groen mechanisme.
Hoe het tegenstanderproces werkt
Het kleurenproces van de tegenstander werkt door een proces van exciterende en remmende reacties, waarbij de twee componenten van elk mechanisme tegenover elkaar staan.
Rood creëert bijvoorbeeld een positieve (of exciterende) reactie, terwijl groen een negatieve (of remmende) respons creëert. Deze reacties worden gecontroleerd door de neuronen van de tegenstander, dit zijn neuronen die een exciterende respons hebben op sommige golflengten en een remmende reactie op golflengten in het deel van het spectrum van de tegenstander.
Voorbeeld van het oppositieproces
De tegenstander-procestheorie verklaart de perceptuele verschijnselen van negatieve nabeelden. Heb je ooit gemerkt hoe na een lange tijd naar een afbeelding te hebben gestaan, je een klein nabeeld in complementaire kleuren ziet nadat je weg bent gekeken?
U kunt dit effect in actie zien door de volgende demonstratie uit te proberen.
- Neem een vierkant wit papier en plaats het in het midden van een groter rood vierkant.
- Kijk ongeveer 30 seconden naar het midden van het witte vierkant en kijk dan onmiddellijk naar een effen vel wit papier en knipper om het nabeeld te zien.
- Welke kleur heeft het nabeeld? U kunt dit experiment herhalen met groen, geel en blauw.
Dus, hoe verklaart de theorie van tegenstanderprocessen de naafbeeldingen? Starende naar het witte en rode beeld gedurende 30 tot 60 seconden zorgde ervoor dat de witte en rode tegenstandercellen uitgeput raakten. Wanneer je je focus verschuift naar een leeg oppervlak, kunnen die cellen niet langer vuren, dus alleen de tegenovergestelde zwarte en groene cellen blijven schieten als reactie op visuele stimuli. Als gevolg hiervan ziet u een kort nabeeld dat zwart en groen is in plaats van wit en rood.
Welke theorie van de kleurenvisie juist is?
Welke theorie is correct - trichromatische theorie of procestheorie van de tegenstander? Het blijkt dat beide theorieën nodig zijn om rekening te houden met de complexiteit van kleurenvisie. De trichromatische theorie legt uit hoe de drie soorten kegeltjes verschillende lichtgolven detecteren, terwijl de procestheorie van de tegenstander uitlegt hoe de kegeltjes zich verbinden met de ganglioncellen. Deze ganglioncellen zijn waar de tegenovergestelde elementen elkaar verhinderen om te bepalen hoe de kleur wordt waargenomen.