Startpagina » Psychologie » Een korte geschiedenis van de forensische psychologie

    Een korte geschiedenis van de forensische psychologie

    Forensische psychologie is een hot topic. Denk aan alle boeken, films en televisieshows over hoe het delven in de geesten achter misdaden hen kan helpen oplossen en slachtoffers gerechtigheid kan brengen. Maar voor al zijn populariteit in de media speelt de forensische psychologie een belangrijke rol in het echte leven. Hier is een blik op hoe deze fascinerende specialiteit op het gebied van psychologie zich ontwikkelde.

    Early Research

    De eerste zaden van de forensische psychologie werden geplant in 1879, toen Wilhelm Wundt, vaak de vader van de psychologie genoemd, zijn eerste laboratorium in Duitsland stichtte. Sinds Wundt is het gebied van de forensische psychologie tot bloei gekomen, met bijdragen van vele andere experts.

    James McKeen Cattell bijvoorbeeld, voerde enkele van de vroegste onderzoeken uit naar de psychologie van getuigenissen. Hij stelde een reeks vragen aan studenten van Columbia University, waarin hij hen vroeg om een ​​antwoord te geven en hun mate van vertrouwen in hun antwoord te waarderen. Hij vond een verrassende mate van onnauwkeurigheid en inspireerde andere psychologen om hun eigen experimenten in ooggetuigenverslagen uit te voeren. Met zelfs ooggetuigen die niet zeker van zichzelf waren, bracht dit ernstige problemen met zich mee over de geldigheid van hun bruikbaarheid in de rechtszaal.

    Geïnspireerd door het werk van Cattell repliceerde Alfred Binet het onderzoek van Cattell en bestudeerde de resultaten van andere psychologische experimenten die van toepassing waren op het recht en het strafrecht. Zijn werk op het gebied van intelligentietests was ook belangrijk voor de ontwikkeling van de forensische psychologie, omdat veel van de toekomstige beoordelingsinstrumenten gebaseerd waren op zijn werk.

    Psycholoog William Stern bestudeerde ook het vermogen van getuigen om informatie terug te roepen. In een van zijn experimenten vroeg hij de studenten om een ​​geschil samen te vatten waarvan ze getuige waren geweest tussen twee klasgenoten. Stern ontdekte fouten kwamen vaak voor bij getuigen en concludeerden dat iemands emoties van invloed kunnen zijn op hoe nauwkeurig hij dingen heeft onthouden. Stern ging door met het bestuderen van kwesties met betrekking tot getuigenverklaringen en stichtte later het eerste academische tijdschrift gewijd aan toegepaste psychologie.

    Forensische psychologie in de rechtbanken

    In deze periode begonnen psychologen zich op te stellen als getuige-deskundigen in strafrechtelijke processen in heel Europa. In 1896 getuigde een psycholoog met de naam Albert von Schrenck-Notzing tijdens een moordproces over de effecten van suggestibiliteit op getuigenverklaringen.

    De opvatting van de Duits-Amerikaanse psycholoog Hugo Munsterberg dat psychologie praktische toepassingen had in het dagelijks leven, droeg ook bij aan de ontwikkeling van de forensische psychologie. In 1908 publiceerde Munsterberg 'On the Witness Stand', een boek waarin wordt gepleit voor het gebruik van psychologie in juridische aangelegenheden.

    Stanford-psycholoog Lewis Terman begon psychologie toe te passen op wetshandhaving in 1916. Na het herzien van de intelligentietest van Binet, werd de nieuwe Stanford-Binet-test gebruikt om de intelligentie van sollicitanten voor wetshandhavingsposities te beoordelen.

    In 1917 ontdekte psycholoog William Marston dat de systolische bloeddruk een sterke correlatie had met liegen. Deze ontdekking zou later leiden tot het ontwerp van de moderne polygraafdetector.

    Marston getuigde in 1923 in het geval van Frye tegen de Verenigde Staten. Deze zaak is van belang omdat hiermee het precedent is geschapen voor het gebruik van getuige-deskundigen bij rechtbanken. Het Federale Hof van Beroep heeft bepaald dat een procedure, techniek of beoordeling algemeen aanvaard moet worden binnen zijn vakgebied om als bewijsmateriaal te worden gebruikt.

    Forensische psychologie gaat van start

    Aanzienlijke groei in de Amerikaanse forensische psychologie gebeurde pas na de Tweede Wereldoorlog. Psychologen dienden als getuige-deskundigen, maar alleen in onderzoeken die niet als inbreukmakend op medisch specialisten werden gezien, die als geloofwaardiger getuigen werden gezien. In het geval van People v. Hawthorne in 1940 oordeelden de rechtbanken dat de norm voor getuige-deskundigen afhing van hoeveel de getuige wist over een onderwerp, niet of de persoon een medische graad had.

    In de opvallende 1954-zaak van Brown v. Board of Education hebben verschillende psychologen getuigd voor de eisers en de beklaagden. Later verleende de rechtbank steun aan psychologen die als geestesziekte-experts fungeerden in het geval van Jenkins tegen de Verenigde Staten.

    De forensische psychologie is de afgelopen drie decennia blijven groeien en evolueren. Steeds meer afgestudeerden bieden een dubbele graad in psychologie en rechten, terwijl anderen gespecialiseerde graden aanbieden die de forensische psychologie benadrukken. In 2001 erkende de American Psychological Association officieel de forensische psychologie als een specialisatie binnen de psychologie.